gehorig
Nederlands
Woordafbreking
- ge·ho·rig
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van gehoor met het achtervoegsel -ig
- Naamwoord van handeling van horen met het voorvoegsel ge- en met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gehorig | gehoriger | gehorigst |
verbogen | gehorige | gehorigere | gehorigste |
partitief | gehorigs | gehorigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
gehorig
- met slechte of niet functioneren geluidsisolatie zo dat je de geluiden uit andere kamers kunt horen
- In het gehorige hotel kon je alle geluiden uit de buurkamers horen.
Afgeleide begrippen
- gehorigheid
Gangbaarheid
- Het woord gehorig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gehorig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.