gehoorzaam

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gehoorzaam    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /χə'ɦo̝ːrzam/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ɣə'ɦoːrzam/
    • (Limburg): /ɣə'hoːrzam/
Woordafbreking
  • ge·hoor·zaam
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gewillig’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Afleiding van gehoor (geven) met het achtervoegsel -zaam.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen gehoorzaamgehoorzamergehoorzaamst
verbogen gehoorzamegehoorzameregehoorzaamste
partitief gehoorzaamsgehoorzamers-

Bijvoeglijk naamwoord

gehoorzaam

  1. bereid gehoor te geven aan regels of bevelen
    • Dit kind is niet altijd gehoorzaam als het naar bed gestuurd wordt. 
Antoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
gehoorzamen

gehoorzaam

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gehoorzamen
    • Ik gehoorzaam. 
  2. gebiedende wijs van gehoorzamen
    • Gehoorzaam! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gehoorzamen
    • Gehoorzaam je? 

Gangbaarheid

  • Het woord gehoorzaam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.