gulden
Nederlands
Woordafbreking
- gul·den
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘oude munt, munteenheid van Nederland, de Nederlandse Antillen en Suriname’ voor het eerst aangetroffen in 1248 [1]
- (erfwoord) Van Middelnederlands guldijn, Oudnederlands *guldīn, Germaans *gulþīnaz. Het zelfstandig naamwoord is een verkorte vorm van "gulden florijn", het bijvoeglijke is goeddeels verdrongen door gouden.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gulden | guldens |
verkleinwoord | guldentje | guldentjes |
Zelfstandig naamwoord
gulden m
- (numismatiek) de munteenheid op Curaçao en Sint Maarten, voorheen ook in andere landen
- In Nederland wordt niet meer met de gulden betaald.
Opmerkingen
- In de spreektaal wordt in het woord "gulden" vaak de n weggelaten (gulde, guldes, guldetje, guldetjes). In de schrijftaal is dit echter incorrect.
Vertalingen
1. de munteenheid op Curaçao en Sint Maarten, voorheen ook in andere landen
|
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen | gulden |
Bijvoeglijk naamwoord
gulden
- vaak overdrachtelijk van goud vervaardigd
- Die man had een gulden hart.
Uitdrukkingen en gezegden
- De gulden snede
(wiskunde) de verhouding 1:(½+½√5)
- De gulden middenweg
Een wijs en gematigd optreden
Gangbaarheid
- Het woord gulden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gulden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.