gedrein
Nederlands
Woordafbreking
- ge·drein
Zelfstandig naamwoord
gedrein o [1]
- op een vervelende, kinderachtige manier doen alsof je zielig bent, maar ondertussen op een dwingende manier je zin proberen door te drijven
- Maar dat gedrein van: doe geen grote uitgaven en hou je geld in je zak, doet de vastgoedmarkt nog meer kwaad[2]
- Maar om over die positie te kunnen debatteren, moeten we het publieke debat terugveroveren op het geschreeuw, op het gesjoemel met woorden, op de opportunistische paaipolitiek die haar eigen beloften niet nakomt, op de spin, op de intimidatie, op het infantiele gedrein. Anders krijgen de puberpolitici, de haters, de wraakzuchtigen het voor het zeggen, anders laten we het debat geheel en al aan hen over.[3]
Gangbaarheid
- Het woord gedrein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gedrein' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf RENE VAN ZWIETEN 08 nov. 2012 Huis kopen
- NRC Bas Heijne 30 december 2016 Er is alleen nog maar toon, geen debat
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.