gebrul
Nederlands
Woordafbreking
- geĀ·brul
Zelfstandig naamwoord
gebrul o [1]
- het lawaai dat vooral roofdieren met hun adem maken
- Het gebrul van de leeuw was van een grote afstand te horen.
- (figuurlijk)
- Het gebrul van de voetbalfans na het maken van een doelpunt was oorverdovend.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- motorgebrul
Gangbaarheid
- Het woord gebrul staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gebrul' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.