gaspomp

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gas·pomp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gaspomp gaspompen
verkleinwoord gaspompje gaspompjes

Zelfstandig naamwoord

gaspomp v/m [1]

  1. (motortechniek) werktuig dat door middel van drukverschil gassen verplaatst
    • De 43-jarige man uit Almere zou volgens getuigen met behoorlijke snelheid van de afrit op de A12 het terrein van het tankstation zijn opgereden. Hij botste tegen de auto van de mannen uit Scherpenzeel en Barneveld, die in de tankshop inkopen hadden gedaan en net terugliepen naar hun auto. Door de aanrijding viel een gaspomp om.[2] 
    • 'Groen'gas kampt met het kip-of-ei-probleem, zegt Pelle Schlichting, mede-oprichter van het bedrijf. Bij gebrek aan pompen kopen mensen geen gasauto's. En zonder klanten zijn gaspompen niet winstgevend.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'gaspomp' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.