gap

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gap    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gap

Werkwoord

vervoeging van
gappen

gap

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gappen
    • Ik gap. 
  2. gebiedende wijs van gappen
    • Gap! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gappen
    • Gap je? 

Gangbaarheid

  • Het woord gap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
63 %van de Nederlanders;
52 %van de Vlamingen.

Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
gap gaps

Zelfstandig naamwoord

gap

  1. gat, opening
  2. afstand
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.