fundamenteel
Nederlands
Woordafbreking
- fun·da·men·teel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tot grondslag dienend’ voor het eerst aangetroffen in 1668 [1]
- afgeleid van fundament met het achtervoegsel -eel [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | fundamenteel | fundamenteler | fundamenteelst |
verbogen | fundamentele | fundamentelere | fundamenteelste |
partitief | fundamenteels | fundamentelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
fundamenteel
- aan de basis staande
- Kinderombudsman Margrite Kalverboer zegt dat als staatssecretaris Mark Harbers de uitzetting van de kinderen Lili en Howick naar Armenië doorzet, hij fundamentele rechten van kinderen schendt [3]
Vertalingen
1. aan de basis staande
|
|
Gangbaarheid
- Het woord fundamenteel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fundamenteel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.