functionaris
Nederlands
Woordafbreking
- func·ti·o·na·ris
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘die een functie vervult’ voor het eerst aangetroffen in 1891 [1]
- Van het Franse fonctionnaire (met het achtervoegsel -aris) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | functionaris | functionarissen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
functionaris m [3]
- (beroep) iemand die een (openbare) functie vervult
- (beroep) ambtenaar in overheidsdienst
- Hij was de eerste hoge Amerikaanse functionaris die het land na de verkiezingen bezocht.
- Dit maakte een functionaris van het ministerie van Justitie gisteren bekend.
Hyponiemen
- lijnfunctionaris, overheidsfunctionaris, partijfunctionaris, personeelsfunctionaris, regeringsfunctionaris, staffunctionaris, topfunctionaris, veiligheidsfunctionaris
Gangbaarheid
- Het woord functionaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'functionaris' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.