fries
Nederlands
Woordafbreking
- fries
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gebeeldhouwde strook boven aan muur of vaas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1568 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fries | friezen |
verkleinwoord | friesje | friesjes |
Hyponiemen
- boogfries, rankenfries, rondboogfries, stadfries
Gangbaarheid
- Het woord fries staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fries' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
Fries
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.