formatie
Nederlands
Woordafbreking
- for·ma·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vorming’ voor het eerst aangetroffen in 1812 [1]
- Naamwoord van handeling van formeren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | formatie | formaties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
formatie v
- vorming, het formeren
- geheel waarin de delen op een bepaalde wijze geordend zijn
- vastgesteld personeelsbestand
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- formatieberaad, formatief, formatiemoeheid, formatieplaats, formatievliegen, formatievlucht
Verwante begrippen
|
|
|
|
|
Gangbaarheid
- Het woord formatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'formatie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.