fluisteraar
Nederlands
Woordafbreking
- fluis·te·raar
Woordherkomst en -opbouw
Naamwoord van handeling van fluisteren met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fluisteraar | fluisteraars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
fluisteraar m
- iemand die zachtjes praat
- iemand die iets of iemand zo goed begrijpt en aanvoelt dat hij zelfs met fluisteren nog de baas is
- De paardenfluisteraar had geen zweepje nodig om het wilde paard te kunnen temmen.
- Een vrouwenfluisteraar kan makkelijk vrouwen versieren.
Gangbaarheid
- Het woord fluisteraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fluisteraar' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.