filibuster
Nederlands
Woordafbreking
- fi·li·bus·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘obstructie door eindeloze redevoeringen’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | filibuster | filibusters |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
filibuster m
- vrijbuiter
- langdurige toespraak als vertragingstactiek
- filibuster tegen verhoging eigen risico [3]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord filibuster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'filibuster' herkend door:
38 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.