fatsoen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fatsoen    (hulp, bestand)
  • IPA: /fɑt'sun/
Woordafbreking
  • fat·soen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘welgemanierdheid’ voor het eerst aangetroffen in 1714 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fatsoen -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

fatsoen o

  1. goede manieren
    • Probeer je fatsoen te bewaren, hoe boos je ook bent. 
Hyponiemen
  • burgerfatsoen, burgermansfatsoen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fatsoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.