fats

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fats    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈfɑts/
Woordafbreking
  • fats
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans  fasce zn  "horizontale band in een wapenschild of van een architraaf" [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fats fatsen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

fats m

  1. (scheepvaart) (geschiedenis) strook die onderaan een zeil wordt vastgemaakt om meer wind te vangen
    • fatsen, of onderbonnetten, ten opsigte van de boovenste daar sij aan gereegen werden (…) [3]
Synoniemen
  • onderbonnet
Uitdrukkingen en gezegden
  • op de fatsen zijn
    haast maken om iemand te ontlopen

Werkwoord

vervoeging van
fatsen

fats

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fatsen
    • Ik fats. 
  2. gebiedende wijs van fatsen
    • Fats! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fatsen
    • Fats je? 

Gangbaarheid

  • Het woord fats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
21 %van de Nederlanders;
27 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

Zelfstandig naamwoord

fats mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fat

Frans

Bijvoeglijk naamwoord

fats

  1. mannelijk meervoud van fat
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.