fats
Nederlands
Woordafbreking
- fats
Zelfstandig naamwoord
fats m
- (scheepvaart) (geschiedenis) strook die onderaan een zeil wordt vastgemaakt om meer wind te vangen
- fatsen, of onderbonnetten, ten opsigte van de boovenste daar sij aan gereegen werden (…) [3]
Synoniemen
- onderbonnet
Uitdrukkingen en gezegden
- op de fatsen zijnhaast maken om iemand te ontlopen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fatsen |
fats
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fatsen
- Ik fats.
- gebiedende wijs van fatsen
- Fats!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fatsen
- Fats je?
Gangbaarheid
- Het woord fats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fats' herkend door:
21 % | van de Nederlanders; |
27 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- fats op website: Etymologiebank.nl
- Winschoten, W. à Seeman, behelsende een grondige uitlegging van de Neederlandse konst, en spreekwoorden, voor soo veel die uit de Seevaart sijn ontleend, en bij de beste schrijvers deeser eeuw gevonden werden. (1681) Iohannes de Vivie, Leiden; p. 58; geraadpleegd 2019-02-20
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.