fabrikant

Nederlands

Philips een Nederlandse fabrikant van elektronica
Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·bri·kant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eigenaar van een fabriek’ voor het eerst aangetroffen in 1782 [1]
  • afgeleid van fabriek met het achtervoegsel -ant [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fabrikant fabrikanten
verkleinwoord fabrikantje fabrikantjes

Zelfstandig naamwoord

fabrikant m

  1. (beroep) een eigenaar of ondernemer van een fabriek.
    • LG is de fabrikant van de LG Nexus 4, het nieuwe vlaggenschip van Google op smartphonegebied. 
Hyponiemen
  • autofabrikant, meubelfabrikant, statenfabrikant, suikerfabrikant, tabaksfabrikant, textielfabrikant, voedingsmiddelenfabrikant, wapenfabrikant
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fabrikant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.