exploreren
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
exploreren | explorerend |
exploratie | geëxploreerd |
Woordafbreking
- ex·plo·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘doorzoeken (van gebied)’ voor het eerst aangetroffen in 1623 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse explorer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
exploreren |
exploreerde |
geëxploreerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
exploreren [3]
- overgankelijk een onbekend gebied verkennen
- De bodem van die zee is nog niet goed geëxploreerd wat betreft de mogelijke olie- en gasvoorraden.
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord exploreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'exploreren' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.