research

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  research    (hulp, bestand)
  • IPA: /riˈsʏːrtʃ/
Woordafbreking
  • re·search
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘onderzoek’ voor het eerst aangetroffen in 1940 [1]
  • van Engels research [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord research -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

research m

  1. wetenschappelijk onderzoek

Werkwoord

vervoeging van
researchen

research

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van researchen
    • Ik research. 
  2. gebiedende wijs van researchen
    • Research! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van researchen
    • Research je? 

Gangbaarheid

  • Het woord research staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
research researches

Zelfstandig naamwoord

research

  1. onderzoek
vervoeging
onbepaalde wijs to research
he/she/it researches
verleden tijd researched
voltooid
deelwoord
researched
onvoltooid
deelwoord
researching
gebiedende wijs research

Werkwoord

research

  1. onderzoeken
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.