research
Nederlands
Woordafbreking
- re·search
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘onderzoek’ voor het eerst aangetroffen in 1940 [1]
- van Engels research [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | research | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
research m
- wetenschappelijk onderzoek
Werkwoord
vervoeging van |
---|
researchen |
research
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van researchen
- Ik research.
- gebiedende wijs van researchen
- Research!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van researchen
- Research je?
Gangbaarheid
- Het woord research staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'research' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Engels
Uitspraak
- Geluid: research (VS) (hulp, bestand)
- IPA:
- (VS): /ˈɹisɝtʃ/
Zelfstandig naamwoord
research
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to research |
he/she/it | researches |
verleden tijd | researched |
voltooid deelwoord |
researched |
onvoltooid deelwoord |
researching |
gebiedende wijs | research |
Overerving en ontlening
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.