excursie
Nederlands
Woordafbreking
- ex·cur·sie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitstapje’ voor het eerst aangetroffen in 1816 [1]
- afgeleid van excurs met het achtervoegsel -ie
- afgeleid van het Franse excursion [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | excursie | excursies |
verkleinwoord | excursietje | excursietjes |
Zelfstandig naamwoord
excursie v [4]
- een uitstapje door een groep mensen, meestal met educatieve of amuserende doeleinden
- De excursies zijn niet bij de prijs inbegrepen.
Hyponiemen
- ademexcursie, dagexcursie
Afgeleide begrippen
- excursionist
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord excursie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'excursie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "excursie" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Wiktionnaire
- excursie op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.