eufemistisch
Nederlands
Woordafbreking
- eu·fe·mis·tisch
Woordherkomst en -opbouw
- van Engels euphemistic of Duits euphemistisch of gevormd uit eufemisme met het achtervoegsel -isch [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | eufemistisch | eufemistischer | - |
verbogen | eufemistische | eufemistischere | - |
partitief | eufemistisch | eufemistischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
eufemistisch
- op een manier die niet zo pijnlijk, maar ook minder duidelijk overkomt
- In 2000 was 12% van de 55-plussers ouder dan 80 jaar, tegen 2030 stijgt dit aandeel naar 19% (…). Die evolutie wordt dubbele vergrijzing of, nogal eufemistisch, verzilvering genoemd. [2]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord eufemistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eufemistisch' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.