escort
Nederlands
Woordafbreking
- es·cort
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘callgirl’ voor het eerst aangetroffen in 1989 [1]
- van het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | escort | escorts |
verkleinwoord | escortje | escortjes |
Zelfstandig naamwoord
escort v / m
- (beroep) persoon die gezelschap en/of begeleiding (vaak met seksuele handelingen) tegen betaling levert.
- dienst die voornoemde personen levert
Gangbaarheid
- Het woord escort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'escort' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Engels
Zelfstandig naamwoord
escort
- «He served as an escort.»
- Hij deed dienst als een begeleider.
- «He served as an escort.»
- begeleiding
- «With an escort of six armed guards he was taken away.»
- Onder begeleiding van zes gewapende bewakers werd hij weggebracht.
- «With an escort of six armed guards he was taken away.»
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to escort |
he/she/it | escorts |
verleden tijd | escorted |
voltooid deelwoord |
escorted |
onvoltooid deelwoord |
escorting |
gebiedende wijs | escort |
Werkwoord
escort
- begeleiden
- «We escorted him to his cell.»
- We brachten hem naar zijn cel.
- «We escorted him to his cell.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.