escort

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • es·cort
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘callgirl’ voor het eerst aangetroffen in 1989 [1]
  • van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord escort escorts
verkleinwoord escortje escortjes

Zelfstandig naamwoord

escort v / m

  1. (beroep) persoon die gezelschap en/of begeleiding (vaak met seksuele handelingen) tegen betaling levert.
  2. dienst die voornoemde personen levert
Afgeleide begrippen
  • escortagentschap, escortbedrijf, escortbureau, escortdame, escortservice
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord escort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

enkelvoud meervoud
escort escorts

Zelfstandig naamwoord

escort

  1. (beroep) begeleider
  1. «He served as an escort
    Hij deed dienst als een begeleider.
  2. begeleiding
  1. «With an escort of six armed guards he was taken away.»
    Onder begeleiding van zes gewapende bewakers werd hij weggebracht.
vervoeging
onbepaalde wijs to escort
he/she/it escorts
verleden tijd escorted
voltooid
deelwoord
escorted
onvoltooid
deelwoord
escorting
gebiedende wijs escort

Werkwoord

escort

  1. begeleiden
  1. «We escorted him to his cell.»
    We brachten hem naar zijn cel.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.