erepost
Nederlands
Woordafbreking
- ere·post
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ere zn en post zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | erepost | ereposten |
verkleinwoord | erepostje | erepostjes |
Zelfstandig naamwoord
erepost v/m [1]
- een eervolle maar onbezoldigde functie
- Twintig jaar geleden vroegen ze mij om voor de Floraliën te komen werken, iets dat ik met plezier deed. Ik ben hier nu secretaris-generaal. Let op, dit is een erepost, ik heb wel een vergoeding, maar geen honorarium. [2]
- Namens de Nederlandse krijgsmacht is een groep van veertien vaandeldragers, twee ereposten en een 28-koppig orkest in Utrecht aanwezig bij de gelegenheid. [3]
Gangbaarheid
- Het woord 'erepost' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'erepost' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Standaard 22 APRIL 2008 'Het publiek is baas van de Floraliën'
- De Telegraaf 15 jun. 2015 Eerste herdenkingsmunt Slag bij Waterloo
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.