emanciperen
Nederlands
Woordafbreking
- eman·ci·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘mondig verklaren’ voor het eerst aangetroffen in 1570 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse emanciper (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
emanciperen |
emancipeerde |
geëmancipeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
emanciperen overgankelijk [3]
- bevrijden van sociale, politieke, wettelijke enz. belemmeringen
- gelijkstellen voor de wet
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord emanciperen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'emanciperen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.