emancipatie
Nederlands
![](../I/m/lossy-page1-220px-SpotprentVrouwelijkeArts-Amsterdamsche_Courant-1898-F474-98.tif.jpg)
Spotprent over vrouwelijke artsen die niet geschikt zouden zijn voor traumageneeskunde (tegenwoordig is de overgrote meerderheid van de jonge artsen een vrouw)
Woordafbreking
- eman·ci·pa·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gelijkstelling voor de wet’ voor het eerst aangetroffen in 1503 [1]
- Naamwoord van handeling van emanciperen met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | emancipatie | emancipaties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
emancipatie v [3]
- streven naar gelijkgerechtigdheid, zelfstandigheid, eerlijker maatschappelijke verhoudingen
- De emancipatiebewegingen van de 20ste eeuw voor arbeiders en vrouwen hebben veel bereikt maar er bestaat nog steeds veel ongelijkheid.
- toekenning van gelijke rechten, gelijkstelling voor de wet
- Door de emancipatie van vrouwen hebben getrouwde vrouwen gelijke rechten als getrouwde mannen.
Hyponiemen
- homo-emancipatie, vrouwenemancipatie
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Gangbaarheid
- Het woord emancipatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'emancipatie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.