email

Niet te verwarren met: e-mail

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  email    (hulp, bestand)
  • IPA: /eˈmɑj/
Woordafbreking
  • email
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘glazuur’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
  • van Frans émail
enkelvoud meervoud
naamwoord email -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

email o

  1. ondoorzichtige, glasachtige dunne deklaag, aangebracht op metaal of keramische voorwerpen
  2. voorwerp dat met email bedekt is
  3. tandglazuur.
  4. kleurgevende laag
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Verwijzingen

  • voor elektronische post: zie e-mail (zonder streepje is dit fout geschreven)
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord email staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.