ellips
Nederlands
Woordafbreking
- el·lips
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘ovaal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1749 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ellips | ellipsen |
verkleinwoord | ellipsje | ellipsjes |
Zelfstandig naamwoord
ellips v/m
- (wiskunde) is een twee-dimensionale figuur die wordt gevormd door alle punten waarvoor de som van de afstanden tot twee gekozen punten, een vaste waarde heeft
- een stijlfiguur waarbij een lopende zin wordt afgebroken, die echter door de toehoorder (lezer) gemakkelijk kan worden afgemaakt
Vertalingen
1. twee-dimensionale figuur die wordt gevormd door alle punten waarvoor de som van de afstanden tot twee gekozen punten, een vaste waarde heeft
2. een stijlfiguur waarbij een lopende zin wordt afgebroken, die echter door de toehoorder (lezer) gemakkelijk kan worden afgemaakt
Gangbaarheid
- Het woord ellips staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ellips' herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.