elftal
Nederlands
![](../I/m/Eerste_elftal_seizoen_2015-2016.png)
Het eerste elftal, reserves en trainers
Woordafbreking
- elf·tal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van elf en tal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | elftal | elftallen |
verkleinwoord | elftalletje | elftalletjes |
Zelfstandig naamwoord
elftal o
- een sportploeg die uit elf spelers bestaat, in het bijzonder een voetbalploeg
- Het Nederlands elftal speelt erg goed op het WK.
- een groep van elf
Gangbaarheid
- Het woord elftal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'elftal' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.