eetwaar
Nederlands
Woordafbreking
- eet·waar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van eten ww en waar zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eetwaar | eetwaren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
eetwaar v/m [1]
- goederen die men kan eten
- De jongelui hadden zich toegang weten te verschaffen tot het leegstaande pand en na het nuttigen van meegenomen eetwaar hadden zij er een vuurtje gemaakt. Dit zorgde voor een enorme rookontwikkeling en een getuige trachtte het vuur te blussen.[2]
- In de plannen krijgt zustermerk La Place een belangrijke plaats. Het enige succesvolle onderdeel van de V&D familie gaat naast eetwaren, snacks en maaltijden ook producten verkopen. Naast servies met onder meer kookgerei, bestek, glazen, tafellinnen wordt opvallend genoeg ook gedacht aan 'natuurlijke'bad- en verzorgingsproducten.[3]
Gangbaarheid
- Het woord eetwaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eetwaar' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Reformatorisch Dagblad 17-11-2008 Tieners veroorzaken brand in leegstaand pand
- Het Parool HERMAN STIL 8 MEI 2015 V&D concentreert zich met servies en thuismerken op de vrouw
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.