dumpzaak
Nederlands
Woordafbreking
- dump·zaak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dumpen ww en zaak zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dumpzaak | dumpzaken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
dumpzaak v/m
- een winkel waar men overtollig legermaterieel verkoopt
- De jongens konden gaan en staan waar ze wilden, blijkt dan. Zo kochten ze bivakmutsen in een dumpzaak, om een overval te plegen. Het kassabonnetje zit in het dossier. [1]
- De firma Karsten begon als dumpzaak aan huis, onder leiding van de broers Piet en Gerard Karsten. Ze verkochten alles wat los en vast zat, en langzaam rolden de twee de kampeerbranche binnen. [2]
Gangbaarheid
- Het woord dumpzaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dumpzaak' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Tubantia Bert Janssen 07-11-17 Is Hengeloër (30) die weggelopen jongens (12) meeneemt strafbaar?
- Reformatorisch Dagblad Ellen van de Beek 24-07-2012 Gemakkelijk kamperen in een oppomptent
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.