dumpen
Nederlands
Woordafbreking
- dum·pen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘onder de markt verkopen, storten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1972 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dumpen |
dumpte |
gedumpt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
dumpen
- overgankelijk (in grote hoeveelheden) onder de gangbare prijs verkopen.
- De Verenigde Staten en de Europese Unie dumpen hun overschotten op de wereldmarkt.
- overgankelijk storten, lozen, wegwerpen
- Afval dumpen in de oceaan is strafbaar.
- overgankelijk (m.b.t. een persoon) zich ontdoen van.
- Kleine gemeenten dumpen asielzoekers in grote steden.
- overgankelijk (m.b.t. een geliefde) afdanken, de bons geven, het uitmaken met.
- Je vriendje dumpen per sms wordt als zeer brutaal ervaren.
Gangbaarheid
- Het woord dumpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dumpen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.