duivenhok
Nederlands
duivenhok
Woordafbreking
- dui·ven·hok
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van duif en hok met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duivenhok | duivenhokken |
verkleinwoord | duivenhokje | duivenhokjes |
Zelfstandig naamwoord
duivenhok o [1]
- hok waar duiven in kunnen worden gehouden
- In de achtertuin van een nieuwbouwwoning in Alphen aan den Rijn begint het. Zeven jaar is Bas Verkerk als hij met vader Gerard mee de ren in gaat, de duiven verzorgen, voeren, klaarmaken voor de race. Zijn eerste postduif krijgt hij op zijn achtste, genaamd ‘De Pikker’, bouwjaar 1984 – hij pikte in je hand als je bij zijn broedplaats durfde te komen. Op die leeftijd bouwt hij ook zijn eerste duivenhok, van hout, 1 meter 80 lang. [2]
- (figuurlijk)
Gangbaarheid
- Het woord duivenhok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'duivenhok' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.