druil
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
druil m
- (scheepvaart) de achterste mast op een loggergetuigd schip
- (scheepvaart) het zeil aan de achterste mast op een loggergetuigd schip
Werkwoord
vervoeging van |
---|
druilen |
druil
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druilen
- Ik druil.
- gebiedende wijs van druilen
- Druil!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druilen
- Druil je?
Gangbaarheid
- Het woord druil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'druil' herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.