dosis

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • do·sis
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in 1663 [1]
  • van Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord dosis doses, dosissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dosis v

  1. (medisch) hoeveelheid van een geneesmiddel die je per keer moet innemen
    • Omdat het medicament onvoldoende werkte verdubbelde de arts de dosis. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • dosimetrie, dosismeter
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord dosis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • dosis
enkelvoud meervoud
dosis dosis

Zelfstandig naamwoord

dosis v

  1. dosis

Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.