dorpeling

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dor·pe·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van dorp met het achtervoegsel -ling met het invoegsel -e-
enkelvoud meervoud
naamwoord dorpeling dorpelingen
verkleinwoord dorpelingetje dorpelingetjes
    • Er waren dorpelingen die vonden dat je in een National Park niet moet bouwen.[1] 

Zelfstandig naamwoord

dorpeling m

  1. een inwoner van een dorp
Verwante begrippen
  • dorpelinge

Gangbaarheid

  • Het woord dorpeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. NRC Titia Ketelaar 29 augustus 2016
Vertalingen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.