doelwit
Nederlands
Woordafbreking
- doel·wit
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van doel en wit [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doelwit | doelwitten |
verkleinwoord | doelwitje | doelwitjes |
Zelfstandig naamwoord
doelwit o
- het punt waarop men zijn schiettuig richt
- Het schot ging net naast het doelwit.
- meer figuurlijk: het punt waarop men iets richt
- Hij was altijd het doelwit van pesterijen.
Vertalingen
1. het punt waarop men zijn schiettuig richt
Gangbaarheid
- Het woord doelwit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'doelwit' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.