deun
Nederlands
Woordafbreking
- deun
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘wijsje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deun | deunen |
verkleinwoord | deuntje | deuntjes |
Zelfstandig naamwoord
deun v/m
- Rick de Leeuw liet laatst in televisieprogramma De Wereld Draait Door al horen hoe zo’n grijs gedraaide André van Duin-hit als Er staat een paard in de gang óók kan klinken. Op zijn nieuwe cd is het zelfs nóg mooier, intens en ingeleefd. De deun is een kwartslag gekanteld; de polonaise heeft plaats gemaakt voor een hoekig soort spanning. Net als in veel van de andere nummers in deze collectie, die daarom van de ene verrassing naar de andere leidt.[2]
Hyponiemen
- straatdeun
Gangbaarheid
- Het woord deun staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'deun' herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen. |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
deunen |
deun
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deunen
- Ik deun.
- gebiedende wijs van deunen
- Deun!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deunen
- Deun je?
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.