tune
Nederlands
Woordafbreking
- tune
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘herkenningsmelodie’ voor het eerst aangetroffen in 1951 [1]
- van het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tune | tunes |
verkleinwoord | tunetje | tunetjes |
Hyponiemen
- autotune, begintune, eindtune, herkenningstune, openingstune
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tunen |
tune
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tunen
- Ik tune.
- gebiedende wijs van tunen
- Tune!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tunen
- Tune je?
Gangbaarheid
- Het woord tune staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tune' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen. |
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Zelfstandig naamwoord
tune v
- (spreektaal) poen, pegels
- «Mon blouson qui vaut tant de tunes, à leurs yeux était une veste pour marcher sur la lune!»
- In hun ogen was mijn jack, dat zoveel poen waard is, een jasje om mee op de maan te lopen! [1]
- «Mon blouson qui vaut tant de tunes, à leurs yeux était une veste pour marcher sur la lune!»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.