demagoog
Nederlands
Woordafbreking
- de·ma·goog
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘volksmenner’ voor het eerst aangetroffen in 1796 [1]
- met het voorvoegsel demo- en met het achtervoegsel -goog [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | demagoog | demagogen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
demagoog m [3]
- (politiek) iemand die demagogie bedrijft, een volksmenner
- de demagoog bij uitstek in de twintigste eeuw was wel Adolf Hitler
Gangbaarheid
- Het woord demagoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'demagoog' herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.