definitief
Nederlands
Woordafbreking
- de·fi·ni·tief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘blijvend’ voor het eerst aangetroffen in 1748 [1]
- afgeleid van definitie met het achtervoegsel -ief
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | definitief | definitiever | definitiefst |
verbogen | definitieve | definitievere | definitiefste |
partitief | definitiefs | definitievers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
definitief
- voorgoed geldig, onherroepelijk
- De verkiezingen van 2008 gaven een definitief en bevestigend antwoord op de vraag of iemand van Afrikaanse komaf Amerikaans president kan worden.
Gangbaarheid
- Het woord definitief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'definitief' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.