decoderen
Nederlands
Woordafbreking
- de·co·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontcijferen’ voor het eerst aangetroffen in 1942 [1]
- afgeleid van het Franse coder (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
decoderen |
decodeerde |
gedecodeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
decoderen
- overgankelijk uit code overbrengen in gewone taal
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- adresdecodeereenheid
Vertalingen
1. uit code overbrengen in gewone taal
Gangbaarheid
- Het woord decoderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'decoderen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.