debet
Nederlands
Woordafbreking
- de·bet
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tegoed’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1645 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | debet | - |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
debet o
- (boekhouding) actiefzijde, linkerzijde van de balans met bezittingen en vorderingen
Synoniemen
- debetzijde
Afgeleide begrippen
- debetbedrag, debetboeking, debetkaart, debetkolom, debetnota, debetpost, debetrekening, debetrente, debetsaldo, debetstand, debetzijde
Uitdrukkingen en gezegden
- debet zijn aan iets
schuldig zijn aan iets
Gangbaarheid
- Het woord debet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'debet' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.