daver
Nederlands
Woordafbreking
- da·ver
Uitdrukkingen en gezegden
- den daver op het lijf jagen
schrik aanjagen, iemand heel bang maken
- de daver op het lijf hebben
erg bang zijn
Werkwoord
vervoeging van |
---|
daveren |
daver
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van daveren
- Ik daver.
- gebiedende wijs van daveren
- Daver!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van daveren
- Daver je?
Gangbaarheid
- Het woord daver staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'daver' herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.