dakwerk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dakwerk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɑkwɛrək/
Woordafbreking
  • dak·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dakwerk dakwerken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dakwerk o

  1. geheel van onderdelen die samen het dak van een gebouw vormen
    • Reeds waren de ribben, kepers, nokken en verder dakwerk weggebrand, en droop het gesmolten lood van de dakgoten; (…)  [2]
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord dakwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.