dagpas
Nederlands
Woordafbreking
- dag·pas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dag zn en pas zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dagpas | dagpassen |
verkleinwoord | dagpasje | dagpasjes |
Zelfstandig naamwoord
dagpas m
- toegangsbewijs dat één dag geldig is
- Naast de gratis nieuwssite komt een ‘Plus-omgeving’, waarvoor je als bezoeker een dag- of maandpas moet kopen. De dagpas gaat 0,70 euro kosten. [1]
- Van buiten de linie komende, moeten nu ook de vrouwen zich van een dagpas voorzien, doch hoe haar te onderscheiden van de dames, die binnen de postenketen wonen en geen briefje noodig hebben? [2]
- toegangsbewijs dat overdag geldig is
- Zowel de dagpas als de avondpas omvat het gebruik van alle saunafaciliteiten en baden. [3]
Antoniemen
- [2] avondpas
Gangbaarheid
- Het woord 'dagpas' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dagpas' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Bedrag Dagpas 0,70 (11 december 2012) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-11-15
- Observator "Atjeh-causeriën XXXVII." in: Soerabaijasch Handelsblad jrg. 33 nr. 132 (10 juni 1885); p. 5 kol. 2; (oudste vindplaats op Delpher) geraadpleegd 2017-11-15
- Ontdek onze dag -en avondpas op website: thermen-r.be; geraadpleegd 2017-11-15
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.