curie
Nederlands
Woordafbreking
- cu·rie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘pauselijke regering’ voor het eerst aangetroffen in 1851 [1]
- [3] Vernoemd naar de twee pioniers op het gebied van radioactiviteit: Marie Curie en Pierre Curie.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | curie | curies |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
cúrie v
- het bestuursorgaan van de Heilige Stoel ten behoeve van de gehele Rooms-Katholieke Kerk
- het bestuursorgaan van een bisdom
curíé m
- (natuurkunde), (eenheid) een verouderde eenheid van radioactiviteit ter grootte van 3,7x10+10 desintegraties per seconde, weergegeven met symbool Ci
- Een gram 222Ra heeft bij benadering een activiteit van 1 curie.
Vertalingen
1. het bestuursorgaan van de Heilige Stoel ten behoeve van de gehele Rooms-katholieke Kerk
Gangbaarheid
- Het woord curie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'curie' herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.