cultus
Nederlands
Woordafbreking
- cul·tus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘godsverering, eredienst’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cultus | culten cultussen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
cultus m
- verering van een godheid, godsverering, eredienst
- overdreven, dweepzieke aandacht
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord cultus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'cultus' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.