creer

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
creer
creía
creído
volledig

Werkwoord

creer

Uitspraak
  • IPA: /kɾeˈeɾ/
Woordafbreking
  • cre·er
  1. onovergankelijk (~ en) geloven in
  2. overgankelijk geloven, aannemen, wanen
  3. denken, menen, veronderstellen
  1. « creer en Dios»
    in God geloven
Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.