coördineren
Nederlands
Woordafbreking
- co·or·di·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘afstemmen’ voor het eerst aangetroffen in 1658 [1]
- afgeleid van het Franse coordonner (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
coördineren |
coördineerde |
gecoördineerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
coördineren
- overgankelijk zo organiseren dat alles en iedereen goed kan samenwerken
- Hij coördineert het buurtwerk al ruim tien jaar.
Vertalingen
1. zo organiseren dat alles en iedereen goed kan samenwerken
Gangbaarheid
- Het woord coördineren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'coördineren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.