corpslid
Nederlands
Woordafbreking
- corps·lid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van corps zn en lid zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | corpslid | corpsleden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
corpslid o [1]
- student die lid is van een studentenvereniging
- Het voormalige corpslid dat de term Dachautje spelen verzon, meldt via een van de oud-leden die aan het woord komen zich nog steeds diep te schamen voor zijn vondst.[2]
- Kroonprins Willem-Alexander is er eentje, net als Navo-secretaris-generaal Jaap de Hoop Scheffer en cabaretier Paul van Vliet. Een 'corpslid' vindt in Nederland net iets makkelijker zijn weg in het bedrijfsleven of de politiek.[3]
Gangbaarheid
- Het woord corpslid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 16 sep. 2017
- de Standaard 26 JUNI 2008 OM 00:00 UUR | Hilde Van den Eynde
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.