copulatie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·pu·la·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord copulatie copulaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

copulatie v [2]

  1. het copuleren
  2. (formeel) (seksualiteit) geslachtsgemeenschap, paring, coïtus
  3. entwijze waarbij de schuin afgesneden ent en stam tegen elkaar worden gelegd

Gangbaarheid

  • Het woord copulatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.